‘Wie van jullie eet er nu nog snoek, baars, voorn, paling of harder? Nederlanders eten bijna geen vis meer en als ze al vis eten, dan is het voornamelijk zalm, tonijn, pangasius of tropische garnalen.’ De vraag stellen is hem beantwoorden, waardoor je weet: er is iets heel erg niet in de haak met het eten van zalm, tonijn, pangasius of tropische garnalen, zelfs als de vis een MSC-keurmerk heeft. Maar wat is er dan mis mee? Tijdens de Aftrap van de Voedselkaravaan fileert Cornelie Quist de misstanden in de mondiale voedselketens rond vis en breekt ze een lans voor de kleinschalige ambachtelijke visserij.
Als lid en medeoprichter van het International Collective in Support of Fishworkers (ICSF) weet Quist hoe duur de vis wordt betaald. Haar verhaal over het duurzaamheiddrama in de mondiale visserij vertoont grote overeenkomsten met het drama in de mondiale landbouw. Overbevissing, grootschalige afbraak en vervuiling van aquatische ecosystemen, uitsluiting van kleinschalige visserij, laagbetaalde (slaven-)arbeid en verdwijning van gezonde, lokale voedselculturen. Net als de landbouw is de visserij zowel veroorzaker als slachtoffer van grote, wijdverspreide duurzaamheidproblemen die nauw samenhangen met de industrialisering en globalisering van de voedselvoorziening. Vandaag de dag is vis het meeste verhandelde voedselproduct in de wereld, en de mondiale handel wordt voornamelijk gedreven door winstbejag. Vis wordt in het ene deel van de wereld gevangen of gekweekt, in een ander deel verwerkt en weer in aan ander deel geconsumeerd.
Industrialisatie en schaalvergroting
De verdringing van typerende vissoorten uit de Nederlandse kust- en binnenwateren door exotische vissoorten op het menu van Nederlandse huishoudens ging vanaf begin jaren 1950 gepaard met de gestage achteruitgang van de kleinschalige, ambachtelijke visserij. Vooral onder invloed van de centralisering van het landbouw- en visserijbeleid verloren kleinschalige vissers, veelal familiebedrijven, zeggenschap over en toegang tot lokale visgronden en visbestanden. Met het oog op de bevolkingsgroei en de opkomst van de verstedelijking en de massaconsumptie gaven politici en beleidsmakers in Den Haag en Brussel de voorkeur aan industrialisatie en schaalvergroting van de landbouw en visserij.
Kleinschalige visserij werd en wordt volgens Quist nog steeds vaak gezien als ‘iets folkloristisch, als iets dat moeilijk te beheren is met al die lokale bonden, eigen regels en bottom-up structuren’. Beleidsmakers doen liever zaken met de managers van de industriële visserij die zich landelijk en internationaal hebben georganiseerd. Nu de wereldwijde crisis in visbestanden snel om zich heen grijpt, maken milieuorganisaties vooral afspraken met vertegenwoordigers van de industriële visserij en het grote bedrijfsleven in de geglobaliseerde voedselketens. Als gevolg hiervan komt 90 procent van de visserijbedrijven, die gecertificeerd worden met het MSC-keurmerk (Marine Stewardship Council), uit de industriële visserij. Kleinschalige visserijbedrijven kunnen de dure, op grote bedrijven toegesneden certificering niet betalen en komen in een neerwaartse spiraal terecht. Hun vis wordt al snel als ‘niet duurzaam’ bestempeld en verdwijnt tegen bodemprijzen in de anonieme massa van ongecertificeerde producten waaronder ook producten van de illegale visserij.
In deze context is het belangrijk om de positieve rol van de kleinschalige visserij te erkennen. Want kleinschalige, ambachtelijke vissers werken met traditionele ‘low-impact’-technieken zoals fuiken, korven en staande netten. Mede dankzij zulke technieken en hun kennis over de vis en haar leefomgeving – kennis die vaak van generatie op generatie wordt doorgegeven – blijken met name de goed georganiseerde familiebedrijven uitstekend in staat om kwetsbare visgronden en -bestanden duurzaam te beheren. Ze leveren gezonde en kwalitatief hoogwaardig voedselproducten voor de lokale bevolking. En met hun specifieke manier van leven en werken vormen de traditionele vissersfamilies vaak belangrijke dragers van de sociale en culturele identiteit van de streek waarmee ze zo nauw verbonden zijn. Zo is het visroken op basis van goed bewaarde familierecepten een goed voorbeeld van het culturele erfgoed van de ambachtelijke visserij in Nederland.
Kentering?
Toch tekent zich een voorzichtige kentering af in het beleid ten aanzien van de kleinschalige visserij waarin 90 procent van alle werknemers in de visserij ter wereld werkzaam is. Zo resulteerde de internationale erkenning van de positieve bijdrage van de sector aan de werkgelegenheid en voedselvoorziening in 2013 tot het FAO-akkoord over de zogenoemde ‘Voluntary Guidelines for Securing Sustainable Small-scale fisheries in the Context of Food Security and Poverty Alleviation (VG SSF)’. Zowel de erkenning als het akkoord over de richtlijnen zijn mede te danken aan de toegenomen organisatiegraad van de kleinschalige visserij op nationaal en internationaal niveau. De in 1986 opgerichte ICSF, waaraan Quist is verbonden, is de oudste internationale, niet-gouvernementele organisatie voor duurzame, kleinschalige visserij. Uit de eerste gezamenlijke lobbyactiviteiten rond de herziening van het Europese visserijbeleid ontstond in 2012 LIFE, de koepelorganisatie voor de Low-Impact Fishers of Europe. In Nederland hebben de oprichting van LIFE en het VN-akkoord over de vrijwillige richtlijnen voor duurzame kleinschalige visserij bijgedragen tot de oprichting van netViswerk in 2015.
Als belangenorganisatie vertelt netViswerk graag de verhalen over de ambities en meerwaarden van de kleinschalige ambachtelijke visserij. Het verhaal over het decentraal aalbeheer in Friesland bijvoorbeeld. In samenwerking met wetenschappers, natuurbeheerders en de provincie hebben lokale vissers, verenigd in de Friese Bond van Binnenvissers, een methode ontwikkeld waarmee ze aantoonbaar duurzaam op paling kunnen vissen. Of het verhaal over de zogenoemde ‘oesterrapers’ op het Wad die, eveneens in samenwerking met wetenschappers, natuurorganisaties en overheid, een gezamenlijk beheerplan hebben opgesteld. Met dit plan hopen ze toestemming te krijgen voor het zelfbeheer van visvergunningen in coöperatief verband, onder meer voor het handmatig rapen van oesters in de Waddenzee.
Het zijn sterke verhalen die de volle aandacht verdienen. Want beleid, regelgeving praktijk en onderzoek in de visserij worden nog steeds in hoge mate toegesneden op de industriële, exportgerichte visserij die de grootste negatieve impacts heeft op de natuur en samenleving. De kleinschalige, ambachtelijke visserij heeft een grote potentie voor het duurzaam beheer van visbestanden, terwijl ze tegelijkertijd waardevolle bijdragen leveren aan lokale economieën, culturen en lokale voedselvoorziening. Deze positieve duurzaamheidimpacts kunnen verder worden vergroot in samenwerking met wetenschappers, natuurorganisaties en overheid. Daarvoor hebben de kleinschalige, ambachtelijke vissers echter wel toegang tot visbestanden nodig, meer flexibiliteit en experimenteerruimte in beleid, wet- en regelgeving en meer maatschappelijke waardering. Bewuste consumenten, of beter: ‘mondige burgers’, kunnen helpen door wat vaker een duurzaam gevangen paling, zeebaars of harder te kopen bij de kleinschalige visser. De visser (m/v) helpt graag bij de bereiding.
Lees meer: